Zaterdag 9 mei, ik besluit mijn benen even te strekken en een wandeling te maken in mijn buurt. Om het binnen vol te houden, is buitenkomen belangrijk. ‘Doe dit alleen, of desnoods met een huisgenoot of je coronabuddy, en blijf enkel in je eigen buurt’. De richtlijnen zijn duidelijk. Tijdens mijn wandeling zie ik vele kano’s en bootjes op het water. Het heeft iets idyllisch. Ik ben blij dat mensen er het beste van maken. Blij roept een vrouw dat ze de pintjes gered heeft. Ze zit in een bootje en heeft blikjes bier op de oever kunnen zetten. Ze zitten met drie in het bootje. Huisgenoten? Ik geef ze het voordeel van de twijfel. Wat verder zie ik een groepje mannen van middelbare leeftijd, met telkens een meter tussen, in een kring staan. Ik begin te twijfelen of het huisgenoten zijn. In het park zitten mensen op bankjes of op het gras. Goed verspreid, of enkel met twee naast elkaar; ‘Dat zullen mensen uit hun bubbel zijn,’ denk ik. Plots valt mijn oog op een groepje meisjes van ik schat 16-17 jaar. Ze zijn met vijf en één van hen roept naar een meisje dat juist aankomt met de fiets. Ik denk niet dat deze mensen tot dezelfde bubbel behoren…Maar zeker weet je dat natuurlijk nooit. Wat later tijdens mijn wandeling kom ik zes skaters tegen van 13-14 jaar. Enkelen zitten op de borduur van een oversteekplaats, de overigen doen trucs met hun skatebord. De jongens lachen, de straat is van hen nu er zo weinig verkeer is. Ik ben er vrij zeker van, ook zij behoren niet tot dezelfde bubbel.
Samen aperitieven, op het gras zitten, op bankjes zitten,… Als je dat met mensen uit je bubbel doet en met genoeg afstand van anderen, dan voel ik persoonlijk geen afkeer. Ik ben pro ‘genieten van kleine dingen’ tijdens deze periode. Maar afspreken met een groep vrienden, samen in het park gaan zitten of samenkomen om te skaten, niet oké. Ik hou mijn hart vast wanneer de versoepeling van de richtlijnen pas echt ingaat.